Mier verzamelt alles maar geen kriebelbeestjes… Kriebelbeestjes zijn beestjes die over je tenen kriebelen. Ze kruipen, sluipen en kunnen zich in hele kleine holletjes verstoppen. ‘Ja, tussen de blaadjes of bij de bomen’, vertelt Alexander opgetogen. Mier zijn mooiste verzameling bestaat uit zijn vrienden. ‘Ik heb wel een vriend’, vertelt Sara, ‘maar ik ga niet met hem trouwen’. Zo, dat kon maar vast gezegd zijn. Wanneer we vervolgens zachtjes met onze vingers kriebelbeestjes nabootsen en over onze armen, handen, buik, benen en voeten kriebelen beginnen de kinderen spontaan te giechelen.
Ik had verschillende torren meegenomen die, wanneer je ze over de grond naar achteren trekt, uit zichzelf naar voren bewegen. Sommige torren doen wel heel gek. Louise kijkt eerst vol verbazing naar haar tor, dan naar mij en zegt tegen Alexander, ‘kijk nou wat de mijne doet?’ Ze begint te schaterlachen wat heel aanstekelijk werkt en al gauw liggen ze met z’n drieën, naast alle torren te rollebollen op de grond. We tellen alle torren en er wordt ook voorzichtig opgeteld door Alexander. 2 Torren en nog 2 torren, hij legt die van Sara erbij en zegt, ‘dat zijn 4 torren’. Dan legt Louise haar 2 torren erbij en begint Sophia verder te tellen. ‘O, nu zijn het er 6!’, roept ze uit. Daarna is het tijd voor klimmen en klauteren. Als echte kriebeldieren, kruipen, springen, lopen en klimmen de kinderen door, over en onder de verschillende obstakels heen. Ze helpen elkaar, dringen soms ook een klein beetje voor en laten aan elkaar zien hoe je over de kruk kan klimmen of hoe je in de hoepels kunt springen.
Alexander zijn nieuwe broodtrommel was met de post gekomen. ‘Hij past precies in mijn tas’, zegt hij terwijl hij aan ons demonstreert hoe hij de broodtrommel uit zijn tas haalt. Hij eet eerst zijn trommel leeg en wanneer hij aan zijn fruit wil beginnen maar het stukje uit zijn handen valt zegt hij, ‘nou, dat fruit wil niet opgegeten worden!’ Louise en Sara schateren het uit waarna Louise een stukje appel tussen haar tanden zet en ons daarmee ‘lachend’ toekijkt. Ook Sara zet 2 blauwe bessen tussen haar lippen en het lijkt alsof ze zwarte tanden heeft. Wat een creativiteit en pret aan tafel met het fruit. Alles werd uiteindelijk keurig opgegeten.
Wanneer we even later weer aan tafel zitten om met wol te ‘soppen’, vraag ik de kinderen waar al die kriebelbeestjes zoals de torren, bijen, wormen en duizendpoten eigenlijk in de winter blijven? Er wordt even rustig nagedacht. ‘Ik denk dat ze gewoon verdwijnen’, oppert Sara waarbij ze vragend naar Alexander en Louise kijkt. ‘Ja, of ze gaan op reis’, vult Louise aan. Alexander weet het, ‘ze gaan onder de grond, ja, net als de wormen’. Wanneer ik hen vertel dat er ook insecten zijn die poep eten wordt het hilariteit alom. Neuzen worden opgetrokken en tongen worden uitgestoken, ‘bah wat een vieze beestjes’, roept Sara.
Met de wol, een beetje warm water en zeep gaan we zelf een kriebelbeest maken. ‘Dat is best hard werken’, verzucht Alexander als ik hem vertel de wol steeds iets harder aan te drukken. Alle drie blijven ze steeds net weer even doorwerken op het moment dat ik denk dat ze wel klaar zijn en dan ineens is het alweer bijna tijd en moeten ze wel stoppen. Ze kiezen een gekleurde pijpenrager voor het lijf en dan ineens is daar een vlinder tevoorschijn gekomen. Apetrots laten ze aan mama zien wat ze hebben gemaakt.
namen zijn fictief