Uitvindingen Pientere Peuters

grote uitvindingen

Grote uitvindingen

Balanceren, ‘kijk dan blijft de ballon in de lucht hangen’, zegt Stan al wijzend naar de ballon die door de zaal zweeft. Het was best een tijd geleden dat we elkaar voor het laatst hadden gezien maar de kinderen stroomden allemaal vrij gemakkelijk weer in. Nadat de mama’s en papa weg waren rolden we eerst met z’n allen over de grond. Ja, we konden het allemaal, eerst de ene kant op en daarna de andere kant. Heerlijk om je lijf te kunnen voelen, soms heel soepel en soms met een stootje ergens tegen aan. Een mooie manier om je tast zintuig te activeren en even goed wakker te worden alvorens we ons in de grote uitvindingen van de mensheid zouden storten. Mooi om te zien dat de kinderen na het bewegen een bepaalde rust hebben om met aandacht in het boek te kunnen kijken. Zo wisselt het bewegen, dingen doen en ontdekken en het concentreren elkaar in de ochtenden altijd af. Na wat actie ook weer rust.

Het vuur en het wiel zijn toch wel 2 van de meest belangrijke uitvindingen die de mens heeft gedaan. Het vuur kun je voor alles gebruiken, warmte wanneer het koud is buiten, eten koken en roofdieren op afstand houden. Heel lang geleden woonden de mensen nog in grotten en holen. Toen bestonden er nog geen computers, loodgieters, bestek of pannen. ‘Juf, jij bestond toen ook nog niet’, weet Louise me te vertellen. In het boek zagen we ook dat de mensen toen geen bestek hadden, ‘dus ook geen lepel voor de soep’, merkt Louise wederom op. Inderdaad, heel lang geleden hadden ze veel minder dan wij nu hebben. Zelfs geen wc zien we op plaatjes, maar een tijdje later hadden de mensen een poeptonnetje uitgevonden. Alexander begint ineens te grinniken en gaat spontaan op zijn hurken zitten, ‘poeptonnetje’, spreekt hij het woord netjes uit. De andere kinderen beginnen ook te lachen en met z’n allen doen we net of we op een poeptonnetje zitten.

Het wiel vinden we nu overal terug. Allemaal weten ze voertuigen te noemen waar wielen op of aan te vinden zijn en Stan merkt op dat een knikker ook een soort wiel is. ‘En de hoepel ook’, merkt Jade op. Ja, ineens zien we overal wielen of in ieder geval ronde vormen opduiken. Ik vind samen met de kinderen een klein parcours uit. Dit is altijd een succes, ergens op springen, doorheen kruipen over heen klauteren en ergens onder door wurmen. Ook hier wordt de tast geactiveerd maar ook de zin om lekker te bewegen, hun lijf te leren kennen en er ook steeds meer controle over te krijgen. Alexander kijkt wat bedrukt naar de kruk die ik heb neer gezet en waar de anderen al gauw overheen willen klauteren. Ik moedig hem aan het ook te proberen, hij zet zijn voet op het dwarsbalkje en maakt kreunende geluiden, ik help hem een klein beetje en een klein vreugdekreetje ontsnapt aan zijn keel. De volgende keren dat hij over de kruk klautert wordt het vreugdekreetje steeds luider en overtuigender. Dan lukt het ineens alleen, hij kijkt mij aan alsof hij het niet kan geloven, hij roept zoiets als ‘yie’, en klimt er aan de andere kant weer vanaf waarna hij met kleine vreugdesprongetjes van de ene op de andere mat springt. Jade heeft uitgevonden dat je ook onder de kruk door kan klimmen en Louise ziet dan ineens ook een mogelijkheid om er eerst op te klimmen en er dan tussendoor naar beneden te klauteren. Wat een uitvindingen worden er zomaar spontaan gedaan!


Na de pauze, waarbij de kinderen iedere keer heel zelfstandig hun hapje en drinken uit hun tas halen en daarna weer opbergen, gaan we zelf een telefoon uitvinden. In het boek hadden we gezien dat ze heel vroeger geen telefoons of radio’s hadden maar wel heel slim postduiven gebruikten om elkaar een boodschap te sturen. Een boodschap is dan geen mand vol eten maar een briefje waar iets op geschreven staat. ‘dat je vrienden wil worden misschien?’, vraagt Louise. Dat zou zo maar kunnen.


De kinderen mogen allemaal zelf heel voorzichtig een gaatje in hun blikjes hameren. Ik moet wel goed uitkijken met m’n vingers maar het gaat heel goed. De meesten houden de hamer met 2 handen vast en na ongeveer 15 klappen is de spijker dan gelukkig door het blikje. Daarna de etiketten mooi versieren en om de blikjes plakken. Als laatste een lang stuk touw door de gaatjes peuteren. Ik hoor Alexander het woord peuteren herhaaldelijk opnoemen bij de handeling. Hij krijgt het als eerste voor elkaar om de draadjes door dat kleine gaatje te duwen, knoopjes erin en telefoneren maar. Wat nog lastig is voor alle kinderen is om dan tijdens het spel de instructie, ‘touw strak houden’, ook daadwerkelijk uit te voeren maar interessant was het zeker. ‘Ik hoorde je’, zegt Louise als ik zachtjes door het blikje fluister, ‘hoe heet je?’ Best lastig, praten met het blikje aan je mond en luisteren met het blikje aan je oor. Zelfs voor grote mensen!